In 2020 en 2021 ben ik tot nu toe nog niet verder geweest dan mijn eigen provincie en Friesland. Mensen die mij kennen als iemand die graag naar exotische verre landen reist, denken dat ik daar vast erg onder lijd. Welnee! Ik heb me te fiets op mijn eigen provincie gestort en ik heb in plaats van Tadjikistan of Oeganda of Spitsbergen twee keer een heerlijk weekje op Ameland doorgebracht.
Bovendien heb ik natuurlijk heel wat afgereisd in boeken, niet alleen naar verre landen, maar ook naar andere tijden. Zo verkeerde ik een tijdje in het Engeland van de negende eeuw tijdens de Vikinginvallen, zat ik in zeventiende-eeuws Duitsland, met de moeder van de beroemde astronoom Johannes Keppler, en ging ik in 1950 samen met de (fictieve) eerste vrouwelijke politieofficier van India op zoek naar een moordenaar.
Momenteel verblijf ik in het Maleisië van 1931 waar een mensenetende tijger de streek onveilig maakt en een losse vinger een belangrijke rol speelt. Dat boek heb ik nog niet uit, maar de eerste drie wel, dus daar vertel ik hier graag wat meer over.
En o ja, niet te vergeten: ik verkeerde ook nog een hele tijd in een allang verdwenen Gronings klooster in verband met mijn onderzoek voor de jaarlijkse middeleeuwse verhalenwedstrijd van Godijn Publishing. Tot mijn stomme verbazing ben ik met mijn verhaal in de prijzen gevallen, de prijs in dit geval zijnde publicatie in een bundel. Deze bundel, getiteld Morietur in armis, wordt op 30 oktober tijdens een middeleeuws feestje officieel gelanceerd. Het omslag ervoor zie je hierboven.
Maar dan nu verder met de drie boeken die ik eerder noemde.