woensdag 1 april 2009

De levenden en de doden

José Saramago,
All the Names (Portugal 1997)
Roman, 244 pp.
Nederlandse titel: Alle namen


Dit is de tweede roman die ik van Saramago heb gelezen (de eerste was Het schijnbestaan) en beide hebben dat onmiskenbare Saramago-stempel. De stijl: alinea's die bladzijden lang doorgaan, zinnen aan elkaar geplakt met komma's, doorlopende dialogen zonder aanhalingstekens. De wereld: eentje die redelijk veel op de onze lijkt, maar dan bevroren in een soort vage midden-twintigste eeuw, in een niet nader te duiden zuideuropese stad. De personages: voor het merendeel geen echte karakters maar eerder emblematische figuren. All the Names (in het Nederlands Alle namen) heeft daarmee meer het karakter van een parabel dan van een roman. Alleen de hoofdpersoon, Senhor José, heeft een naam. Verder wordt het boek bevolkt door anonieme figuren zonder gezicht. Het hoofd van het Algemeen Archief van de Burgerlijke Stand, waar Senhor José een nederige functionaris is, wordt bijvoorbeeld slechts aangeduid als 'de archivaris'. De oude dame bij wie hij meerdere malen op bezoek gaat, is 'de vrouw van beneden.'

Het archief waar Senhor José werkt, is zonder meer surrealistisch te noemen. Het plafond is zo hoog en zo ver weg dat het altijd in duisternis is gehuld. Het achterdeel, waar al eeuwenlang de kaarten van de doden worden bewaard, is zo monsterachtig groot en zo chaotisch dat een ambtenaar die er naar toe gaat zich niet alleen moet wapenen met een zaklantaarn maar ook met een kluwen wol om (letterlijk) de draad niet kwijt te raken, want in het verleden zijn er meerdere klerken zo lang verdwaald geweest dat voor hun leven werd gevreesd. Het archief is streng hiërarchisch en er wordt nog met een kroontjespen geschreven. De enige moderniteit is één telefoon.

Senhor José, een eenzame en door-en-door brave vijftiger, slijt zijn vrije tijd met het verzamelen van knipsels over beroemde figuren. Op een dag komt hij op het idee om stiekem hun geboorteaktes op te zoeken in het archief en zo stuit hij per ongeluk op de systeemkaart van een volstrekt onbekende vrouw. Waarom weet hij niet, maar ineens wordt hij bevangen door de drang om alles over deze onbekende vrouw uit te zoeken en dankzij deze nieuwe obsessie neemt zijn leven een andere wending.

Denk nu niet dat er vervolgens allerlei mysteries worden ontdekt en onthuld. Daar is dit het boek niet naar. Senhor José neemt weliswaar risico's die hij nog nooit eerder heeft genomen en krijgt een hoop opwinding te verwerken, maar zijn speurtocht is uiteindelijk eerder een metafysische zoektocht om de chaos te bezweren dan een spannend avontuur. Want "ït is the search that gives meaning to any find" - de vondst zelf is van veel minder belang (p. 56). De mooiste scène vond ik die tegen het eind, waar Senhor José op de stedelijk begraafplaats is beland, die een soort spiegel is van het archief: dezelfde ambtelijke hiërarchie, net zo chaotisch uitgedijd. In een verre uithoek ontmoet hij een schaapherder met zijn kudde, die de nummers van de verse graven elke ochtend onderling verwisselt, zodat de naam op de grafsteen en die van de begravene straks niet meer corresponderen en die dat verantwoordt met de prachtige stelling:
"Personally I don't believe one can show greater respect than to weep for a stranger." (p. 209)
In de laatste hoofdstukken komen alle thema's schitterend samen: de verhouding tussen de doden en de levenden, eenzaamheid, mededogen met onbekenden, de houding ten opzichte van autoriteit, de behoefte om orde in de chaos te scheppen. Saramago creëert deze synthese op zijn eigen volstrekt unieke manier en levert daarmee een prachtig boek af dat in geen enkel hokje te stoppen is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten