Robertson Davies,
What's Bred in the Bone (Canada 1985)
Roman, 436 pp.
Alweer een deel uit een trilogie; nu deel twee uit de Cornish-trilogie. In dit deel gaan we terug in de tijd en volgen we het leven van Francis Cornish, de excentrieke kunstverzamelaar wiens nalatenschap centraal stond in The Rebel Angels. Davies heeft daar een hele aardige stijlfiguur voor gekozen: hij laat het leven van Cornish vertellen en van commentaar voorzien door de Engel van de Biographie (the Lesser Zadkiel) en Cornish’s daimon, Maimas, een soort beschermengel die op gezette momenten bijstuurt.
Francis is het product van zijn opvoeding: een eigenaardig mix van enthousiast katholicisme van zijn moeders familie, onverschillig anglicisme van vaders kant en calvinisme van de familiekok. Als buitenstaander in het geïsoleerde dorp waar hij opgroeit, en niet genoodzaakt om een vak te leren vanwege zijn schatrijke vader, komt Francis in de kunstwereld terecht – niet als kunstenaar, zoals zijn droom is, maar als restaurateur, in welke rol hij in enkele dubieuze activiteiten in Nazi-Duitsland verzeild raakt. De rest van zijn leven zal hij er vrede mee moeten zien te krijgen dat hij niet een groots schepper is geworden, maar iemand wiens reputatie deels gebaseerd is op bedrog.
Wat dit boek boven het gemiddelde uittilt, zijn de prachtige bijrollen van Zadok de koetsier van de lijkwagen, Victoria de liefdevolle calvinistische kok, de dwerg die zich verhangt en Francis’s zwakzinnige oudere broer. Zij zijn het die Francis, dankzij Maimas de daimon, compassie en menselijkheid bijbrengen en tegenwicht bieden aan lieden zoals zijn afstandelijke afwezige ouders, zijn inhalige schoonfamilie en de duivelse meesterrestaurateur Tancred Saraceni. O ja, en er is nog iets met de Engelse geheime dienst.
Geen alledaags boek, maar een originele roman vol met symboliek en leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten