Marc Bloch, Feudal Society: Vol 1 The Growth of the Ties of Dependence (Fr 1939)
Geschiedenis, 279 pp.
Via het boekje van Carl Stephenson was ik al het een en ander gewaar geworden over het hoe en het waarom en de oorsprong van het feodale stelsel dat in grote delen van middeleeuws Europa zo bepalend was voor de sociale verhoudingen. Stephenson schetste op buitengewoon heldere wijze de grote lijn, Bloch schildert hier een boeiend en kleurrijk panorama.
Hij begint met de achtergrond: de invallen van Moslims, Hunnen, Hongaren en Noormannen. Europa werd een onveilig oord dat veel te lijden had van geweld en waar centraal gezag ofwel zwak ofwel helemaal afwezig was. Door de verdwenen geldeconomie (zie daarvoor o.a. het boek van Henri Pirenne) konden de leiders geen legers betalen, maar raakten ze aangewezen op krijgers die, in ruil voor een eed van trouw en militaire bijstand, een landgoed te leen kregen (te vergelijken met ons vruchtgebruik), waarvan de inkomsten hen in staat stelden paarden en wapenrusting te bekostigen en hiermee van jongs af aan te trainen. Gaandeweg werd het leengoed gezien als een erfelijk bezit. Vrouwen konden in principe niet ervan, want zij waren niet in staat om de bijbehorende militaire diensten te verrichten, maar als ze een echtgenoot hadden die dat wel kon, kon een leengoed ook in de vrouwelijke lijn vererven.
Aanvankelijk kon een vazal maar één heer dienen, maar omdat het verkrijgen van leengoederen zo lucratief was, werd het steeds normaler om verscheidene leenheren te hebben - wat nogal eens tot conflicten leidde, want wat als de ene leenheer ten oorlog trok tegen de andere die men een eed van trouw had afgelegd? Hier werd in de praktijk allerlei regelgeving voor ontwikkeld.
Gaandeweg ontstond uit een nieuw verschijnsel dat was geboren uit nood een systeem van rechtsregels en wetten. Het feodale stelsel werd als het ware een instituut. Het bestond overigens niet overal in Europa: in Frisia (dat destijds een stuk groter was het huidige Friesland) heeft het bijvoorbeeld nooit voet aan de grond gekregen. Daar waren ook geen lijfeigenen: landarbeiders die gedwongen waren om voor een omschreven periode van het jaar voor de vechtjas te werken die het land in leen had ontvangen. Arbeid was schaars, en eenvoudige boeren mochten geen wapens dragen, zodat ze tamelijk machteloos tegen hun heren waren. Overigens kwam hier in de loop van de tijd wel verandering in.
Het hele feodale stelsel was trouwens voortdurend in beweging en paste zich steeds aan de veranderende omstandigheden aan. Zo zien we Europa zich geleidelijk ontwikkelen van een puur agrarische maatschappij bestierd door ruige vazallen, die een poging doen om de anarachie onder controle te houden en er tegelijk zelf beter van te worden, tot een maatschappij met centraal geleide staten, met steden die met het platteland concurreerden en met zelfs zo iets als een hoofse cultuur. Maar dat komt in deel 2 aan de orde, dat ik net op tijd tweedehands voor niet al te veel geld op de kop heb kunnen tikken (het boek is allang niet meer in druk). Het boek is trouwens op wonderlijke wijze in tweeën gehakt. Inhoudsopgave van deel 1 en 2 staat in deel 1, en bibliografie en index van beide delen staan in deel 2, dat begint op pagina 280, terwijl deel 1 heel plotseling ophoudt op p. 279.
Overigens mijn complimenten voor de uitstekende vertaling van L.A. Manyon, die dit boeiende boek extra prettig leesbaar maakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten