De filmvertelster (Chili 2009)
Novelle, 95 pp.
Vertaald door M. Vanderzee
Meestal ben ik me er niet zo van bewust, maar het gebruik van de eerste persoon enkelvoud in een boek brengt eigenlijk automatisch de nodige beperkingen voor de schrijver met zich mee, want toon en mate van complexiteit moeten immers aansluiten bij het personage dat het verhaal vertelt, anders verliest het snel geloofwaardigheid. Je kunt niet zo gauw een havenarbeider in lange volzinnen filosofische bespiegelingen ten beste laten geven, net zo min als je een hoogleraar van de oude stempel in straattaal kunt laten praten.
Dit viel mij ineens op toen ik De filmvertelster las, vlak na het eveneens Latijnsamerikaanse De spionnen. Dit laatste boek werd verteld door een literaire uitgever met een studie letterkunde op zijn conto, zodat de schrijver zich lekker kon uitleven in een spits-geestig stijl met verwijzingen naar kunst en literatuur, iets wat voor mij één van de geneugten van het boek vormde. Het taalgebruik en de ideeën in De filmvertelster daarentegen zijn eenvoudig en ongecompliceerd, zoals past bij een vrouw die in een arm en afgelegen mijnwerkerskamp in Chili woont en weinig opleiding of intellectuele bagage heeft. En eerlijk gezegd stak deze novelle daarom voor mij een tikje schamel af bij De spionnen.
Toch was het een mooi verhaal. Maria Margarita is de jongste in een gezin dat verder bestaat uit vier jongetjes, een vader die invalide is vanwege een mijnongeluk en een moeder die op veertienjarige leeftijd haar eerste kind kreeg en er op haar zesentwintigste vandoor ging. Het invalidenpensioentje van vader is bepaald geen vetpot, dus geld voor de bioscoop (de enige vorm van vertier in de vroege jaren zestig) is er nauwelijks, maar daar hebben ze wat op gevonden. Degene die het beste een film kan navertellen wordt naar de bios gestuurd en moet daarna in zoveel mogelijk geuren en kleuren verslag doen van wat er zich op het witte doek afspeelde. Maria Margarita blijkt hier een fenomenaal talent voor te hebben en wordt de officiële filmvertelster.
Totdat nieuwe technologie zijn intrede doet en ook nog eens allerlei rampspoed toeslaat, zoals die nu eenmaal altijd toeslaat in het leven van arme mensen. In het boek gebeurt dit bijna net zo snel en in bijna hetzelfde korte bestek als hier in deze bespreking, wat een beetje jammer is. Je krijgt het idee dat de schrijver door zijn stof heen was en haast had om naar het einde toe te schrijven. Waar dan wél een hele mooie passage in zit.
Een opzettelijk eenvoudig geschreven boek als dit, moet het vooral hebben van de emotionele lading die het oproept. Letelier is daarbij gelukkig niet in de valkuil van de sentimentaliteit of het melodrama gevallen. Het verhaal wordt vooral mooi doordat het in het perspectief van het einde wordt geplaatst, waar een jeugd vol armoede achteraf wordt gezien als een idyllische periode vol onschuld. De vraag dringt zich dan op of dat een levensvisie is die armoede en gebrek dragelijk maakt en daarom legitiem is, of dat ze net zo onwaar en kitscherig is als een technicolor zonsondergang in een Hollywoodfilm? In dat verband vond ik de passage in het één na laatste hoofdstuk, waar Maria Margarita als oude vrouw vanaf de kerktoren 's avonds de verlaten woestijn in staart, tegelijkertijd schrijnend en ontroerend:
In de verte van dat grote schemerende scherm zie ik mijn vader verdwijnen in zijn leunstoel op wieltjes, mijn broers, de een na de ander, en mijn moeder met haar zijden sjaaltje wapperend in de wind. Ik zie ze verdwijnen zoals de bewoners van het kamp verdwenen, ik zie ze als een luchtspiegeling oplossen aan de horizon terwijl de filmmuziek langzaam wegsterft en er boven hun haast al onzichtbaar geworden gestalten dat grote woord verschijnt waar geen mens omheen kan maar dat niemand tijdens zijn leven lezen wil: FIN.
PS Aarzel om niet om je eigen commentaar toe te voegen. Ik stel het zeer op prijs als mensen de moeite nemen om reacties of aanvullingen te plaatsen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten