The Good Companions (GB 1929)
Roman, 666 p..
Niet in het Nederlands vertaald
Herlezing
Bijna 40 jaar geleden las ik dit boek ook al eens, in een editie uit 1980 die was uitgebracht naar aanleiding van de zoveelste verfilming. Van de plot en de personages kon ik me gezien de tijdsspanne weinig meer herinneren, maar wel had het verhaal altijd een warm plekje in mijn hart gehouden. Ik had het een tijdje geleden als e-boek gekocht om te herlezen en nu leek me een heel geschikt moment om daar mee te beginnen. Zou ik het weer net zo leuk vinden? Zou ik weer net zo meeleven met de personages? Zou ik, nu ik veel kritischer lees, het verhaal nog net zo goed geschreven vinden? Ja, lezers! Ik kan met een gerust hart stellen dat dit een klassieker is, die het nu nog net zo goed doet als in de jaren twintig toen de roman ook al een knots van een bestseller was.
De dame, de fabrieksarbeider en de dronken leraar
Priestley doet iets heel knaps. Hij presenteert drie hoofdpersonen, die vanuit totaal verschillende achtergronden en totaal verschillende delen van het land op een gegeven moment allemaal samenkomen, en dan met zijn drieën het verhaal voortzetten. Het enige dat ze gemeenschappelijk hebben is, dat ze alle drie ontevreden met hun leven zijn en de sprong in het diepe hebben gemaakt door huis en haard te verlaten. Miss Trant is een keurige upper middle class dame uit de Cotswolds die, nu haar bejaarde vader is overleden, eindelijk vrij is. Mr Oakroyd is een oudere fabrieksarbeider uit Yorkshire, die als gevolg van een misverstand op de vlucht slaat naar het zuiden. En Inigo Jollifant is een jonge kostschoolleraar uit East-Anglia die op staande voet ontslagen wordt, omdat hij in een dronken bui de vrouw van de directeur belachelijk heeft gemaakt.
Dit onwaarschijnlijke trio wordt door Priestley naar een punt ergens in de Midlands toegeschreven waar ze niet alleen elkaar ontmoeten, maar ook een variété-gezelschap in moeilijkheden. Priestley weet het allemaal zo te brengen dat het eigenlijk onvermijdelijk is dat ze in diverse rollen tot het gezelschap toetreden, en het weer op de rit brengen - uiteraard met de nodige problemen en tegenwerking en pech en conflict.
Het boek is geschreven in en speelt in de roaring twenties, maar dit zijn andere twenties dan die we uit de Hollywoodfilms kennen. Dit is niet helemaal de jazz age, maar de jaren twintig van typisch Engelse fabrieksstadjes-met-schouwburgje en strandplaatsjes-met-pier. Er is geen spetterende glamour, maar wel heel veel plezier en zang en dans, couleur locale en kleurrijke personages, met een groot scala aan komische bijfiguren. De levendigheid en de uitgebreide cast geven het boek iets Dickensiaans dat het voor mij ook bij tweede lezing onweerstaanbaar maakte. Over één van de bijfiguren wordt door een van de andere bijvoorbeeld gezegd:
‘One of the best banjoists in the profession, and a good conjurer,’ he whispered. ‘And one of the biggest liars. Wonderful! You have a talk to him. I don’t say he hasn’t seen a lot in his time, but to hear him talk you’d think he was the Wandering Jew’s older brother. He’s worth taking on just as a liar.'
Als mooi contrast is er de degelijke vijftiger Jess Oakroyd (links), schrijnwerker, voetballiefhebber en Yorkshire man, die nog nooit verder dan zijn eigen fabrieksstad is geweest en het allemaal met een mengeling van verbazing, fascinatie en trots op zijn eigen rol gadeslaat. Mr Oakroyd weet overal feilloos mede-voetbalmaatjes te treffen in de pub, en Priestley laat dit een mooie rol spelen in de plot.
Net als in een negentiende-eeuwse roman worden de verhaallijntjes uiteindelijk allemaal min of meer afgehecht en vertelt Priestley helemaal aan het eind, in een terugblik, nog even hoe het afloopt met de mensen waar we zoveel plezier mee hebben beleefd. Wordt Mr Oakroyd uiteindelijk nog herenigd met de dochter die hij zo mist? Vindt Miss Trant de Schotse dokter terug waar ze ooit verliefd op was? Krijgen Inigo en Susie elkaar? Priestley laat het ons gelukkig allemaal weten, zodat we met een goed gevoel het boek dicht kunnen slaan.
Op zijn best
Al toen het boek uitkwam waren variété-gezelschappen als The Good Companions op hun retour en hadden ze moeite om het hoofd boven water te houden in de concurrentiestrijd met de oprukkende bioscoop. Het boek was dus al bij verschijnen een beetje nostalgisch. Dertig jaar later, in de jaren zestig, raakte dit soort nostalgie radicaal uit de mode: te onbekommerd, te braaf, te weinig klassenstrijd, te weinig politiek. Maar met de succesvolle tv-serie uit 1980 van Yorkshire Television, die er meteen flink wat liedjes en dansjes tegenaan gooide, beleefde ook het boek een herwaardering en volgens mij is het sindsdien nooit meer uit druk geweest. En terecht, want dit is escapisme op zijn best.
PS Aarzel niet om je eigen commentaar toe te voegen. Ik stel het zeer op prijs als mensen de moeite nemen om reacties of aanvullingen te plaatsen. Heb je dit boek besproken op je eigen blog? Dan zou het fijn zijn als je een link bij de reacties plaatst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten