Carys Davies,
West (VS 2018)
Roman, 161 pp.
In het Nederlands uitgebracht onder dezelfde titel
Tweehonderd jaar geleden bestonden de Verenigde Staten van Amerika uit niet meer dan een redelijk brede strook langs de oostkust. De "onbeschaafde" Indianen waren daar nog maar kort geleden weggejaagd, maar de enorme rest van de VS was nog wild en onbekend. Zo'n immens, grotendeels leeg continent nodigt uit tot ongebreidelde speculatie, want niks laat zich zo gemakkelijk opvullen door de fantasie en de verbeelding als het onbekende. Het Westen van Noord-Amerika is, zowel in de literatuur als in de verbeelding in het algemeen, al heel lang een symbool voor ongekende en onbegrensde mogelijkheden, voor dromen en verlangens. Dat Westen bestaat al lang niet meer, maar in de moderne Amerikaanse verbeelding leeft het idee nog steeds voort. In die verbeelding is het verworden tot een soort mythische vrijstaat waar de overheid niets te zeggen heeft, het dragen van vuurwapens niet alleen een mensenrecht maar zelfs een plicht is en de witte man de baas is over de gehele rest van de schepping, met name over vrouwen en niet-witte mensen.
Twee eeuwen terug, de periode waarin dit bijzondere verhaal zich afspeelt, was die droom al bezig haar onschuld te verliezen. De Engelse weduwnaar Cy Bellman en zijn opgroeiende dochter Bess leven op grond die nog maar onlangs aan de Indianen ontfutseld is, zo zal later blijken. Voor Cy speelt dat trouwens geen rol. Hij heeft maar één alles verzengende obsessie: de binnenlanden in, waar hij denkt dat de vreemde en fascinerende wezens leven van wie er zo nu en dan gigantische versteende botten worden opgegraven. Alles moet daarvoor wijken, want "[t]here were no words for the prickling feeling he had that the giant animals were important somehow, only the tingling that was almost like nausea and the knowledge that it was impossible for him, now, to stay where he was.” Hij wordt verteerd door het verlangen naar het onbekende Westen.
Likkebaardend
En dus parkeert hij zijn zure, vrome zuster in huis bij zijn dochter Bess (op dat moment een jaar of twaalf) en trekt hij erop uit, op zoek naar de vreemde reusachtige dieren. Hij verwacht minstens twee jaar weg te zijn. De ontberingen en gevaren zijn niet mis, maar Cy zet door, vanaf een gegeven moment met de hulp van een Indiaanse jongen, die hij min of meer heeft gekocht. Zijn dochter wacht en wacht en wacht intussen, zonder te weten of hij nog leeft. Zelfs zijn brieven ontvangt ze niet. Maar Cy is niet de enige die aan gevaren bloot staat, ook Bess, die inmiddels enkele jaren ouder is geworden en geen vader meer heeft om haar te beschermen, is in gevaar, want zure tante heeft niet in de gaten dat viezeriken in de buurt Bess likkebaardend gade slaan, en is nutteloos.
Groots en meeslepend
Tot dan toe kon je misschien nog een beetje sympathie opbrengen voor een vader die zijn opgroeiende dochter achterlaat bij zijn zuster om de lokroep van het onbekende te beantwoorden. Cy is op zich geen slechte man, meer iemand die niet in staat is om weerstand te bieden aan zijn grootse verlangens. En welke rechtgeaarde Amerikaan heeft er nu geen bewondering voor een man die groots durft te dromen en daarvoor het veilige en het kleine overboord durft te gooien. Dat is de ware pioniersmentaliteit - alhoewel Cy menselijk genoeg is om zo nu en dan ook twijfels te hebben:
Should he have stayed in England, in the narrow lanes and what now seemed like the miniature hills of his youth, everything small and dark and cramped and a feeling inside himself that he would burst if he did not escape? Even then, a little of that prickling feeling, the vertigo; a longing for what he’d never seen and didn’t know.
Maar de sympathie die er bij de lezer is, slaat nu steeds meer om in een hoofdschudden over zijn kortzichtige egoïsme als we zien aankomen wat het lot is dat Bess bijna onvermijdelijk staat te wachten.
Sprookjeselementen
Zo blijft het verhaal heen en weer pendelen tussen vader en dochter en bouwt Davies steeds meer spanning op, om uiteindelijk die spanning te doen ontladen in een volkomen onverwachte en prachtige finale. Wat deze korte roman zo bijzonder en memorabel maakt, is dat Davies hem stevig verankerd heeft in het Amerikaanse pioniersleven van die tijd en tegelijkertijd gebruik maakt van Europese sprookjeselementen, die ze echter geheel naar haar hand zet, zonder inbreuk te maken op het realisme van het verhaal en het typisch Amerikaanse karakter ervan. Ik vermoed dat veel lezers die sprookjeselementen helemaal niet zullen opvallen, maar mij trof het dat Cy trekjes heeft van een klassieke drakendoder en dat de dinosauriërs die hij zoekt doen denken aan de mythische beesten uit middeleeuwse legendes - terwijl ze ironisch genoeg helemaal niet mythisch zijn, maar echt hebben bestaan (alleen dan 65 miljoen jaar geleden). Ook herkenbaar uit Europese sprookjes is de prins op het witte paard die aan het eind verschijnt, maar dan wel in tamelijk onwaarschijnlijke gedaante, én met elementen van de cavalerie die in klassieke westernfilms op het laatste moment de hoofdpersonen komt ontzetten.
Ironie en humor
Davies maakt er met opzet een onwaarschijnlijk einde van, dat echter niet onmogelijk is, maar wel met genoeg toevalligheden om het mythische, het sprookjesachtige aan het eind te versterken. Met veel gevoel voor ironie en zelfs humor lost ze bewust geen van onze eerdere verwachtingen in. Ze doet dit uiteraard om de lezer aan het denken te zetten, en gebruikt daarvoor op originele wijze omkeringen en vervormingen van stereotype personages en situaties. Uiteindelijk blijken er twee helden te zijn in dit verhaal, en het zijn geen van beiden het soort held dat we normaal gesproken tegen komen in verhalen.
Met dank aan Hella, van wie ik dit pareltje kreeg.
PS Aarzel niet om je eigen commentaar toe te voegen. Ik stel het zeer op prijs als mensen de moeite nemen om reacties of aanvullingen te plaatsen. Heb je dit boek besproken op je eigen blog? Dan zou het fijn zijn als je een link bij de reacties plaatst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten