zondag 11 april 2021

Het was een nevelige avond in november

Het was een nevelige avond in november, even na middernacht. Ik had na een vermoeiende rechtszitting in Den Haag nog net de laatste trein naar mijn Groningse dorp gehaald en liep snel naar huis. Ineens gebeurde er iets wat ik nog steeds niet kan verklaren. De mist verdikte zich. Het werd ijskoud. Ik zag niets meer, probeerde op de tast verder te gaan, raakte gedesoriënteerd, en even leek het alsof ik tegelijkertijd zweefde en viel.

De geur van nat asfalt verdween en in plaats daarvan rook ik heel kort een sterke brandlucht. Het gevoel van vallen stopte en ik begon weer te zien. Ik lag tot mijn stomme verbazing in een verwaarloosde tuin, en uit de mist doemde een groot huis van verweerde bakstenen op, met een imposante deurpartij, een torentje, krullerige muurankers, dikke klimop langs de muren en luiken met afbladerende donkerrode verf. 

Zulke huizen waren er toch niet bij mij in de buurt? Hoe was ik hier in godsnaam terechtgekomen? Ik moest uren buiten westen zijn geweest, want het was inmiddels dag en nog steeds voelde ik me gedesoriënteerd en een beetje misselijk. Had ik een hersenschudding opgelopen?

Op dat moment ging krakend de deur van het huis open. In de opening stond een corpulente oude heer, leunend op een stok. Zijn witte haar stond alle kanten uit en hij leek verward. Voorzichtig stak hij zijn hoofd buiten de deur, hield het scheef, draaide het naar de andere kant en bleef even doodstil zo staan. Ik wilde snel overeind komen, omdat het zo gênant is om languit in andermans tuin betrapt te worden, maar ik was nog steeds duizelig en viel met een klap tegen een gammel hek.

De oude heer draaide zich abrupt in mijn richting en tuurde ingespannen over mijn hoofd heen. 'Bakema! Bakema! Ben jij dat? Kom onmiddellijk hier!'. Ik keek om mij heen of ik Bakema ergens zag, maar er was verder niemand. Zou hij het soms tegen mij hebben? Zag ik eruit als Bakema?

'Bakema! Ik heb je heus wel gehoord. Kom hier! Ik heb je nodig.'

Ik voelde me nu toch wel verplicht om te reageren. 'Sorry, maar ik ben Bakema niet.'

Dit bracht de oude heer van zijn stuk en de toon veranderde. 'Ach zo. Wie is u dan?' vroeg hij, nog steeds onzeker over mijn hoofd heen turend.

'Eh, een voorbijganger.' En op dat moment realiseerde ik me dat de arme man blind was. 'Kan ik u misschien helpen?'

'De haard moet aangemaakt worden. Dat is de taak van een bediende. Bent u dat?'

'Nee, ik ben advocaat.

'Hm, een gestudeerd man. Niet bepaald nuttig, maar wellicht heeft u even tijd om een eenzame oude jonker wat gezelschap te houden.'

Een eenzame oude jonker? Ik wist vrijwel zeker dat de plaatselijke jonkersfamilie allang was uitgestorven. De man leefde duidelijk nog in het verleden. Vandaar natuurlijk dat potsierlijke pak, dat zelfs in de tijd van mijn opa al hopeloos ouderwets was.

'Komt u toch binnen.' Hij maakte een uitnodigend gebaar en keek hoopvol in mijn richting. 'Ik heb al zolang niet meer met een ontwikkeld man gesproken. Clinckema is de naam.' Ik stelde me op mijn beurt voor en keek voorzichtig een hal met zwart-witte marmeren plavuizen in.

Het gezicht van Clinckema lichtte op. 'Aah, daar bent u. U kunt uw hoed op het tafeltje naast de deur leggen. De salon is rechts. Treedt u binnen en gaat u zitten.'

Wordt vervolgd...


5 opmerkingen:

  1. Reacties
    1. Nou en of! Wat je al niet kunt meemaken in een Gronings dorp ;-)

      Verwijderen
  2. Haha, het is toch wel treurig dat ik na het lezen van de eerste regels gelijk dacht "Maar de avondklok dan?" en vervolgens "O nee, in november was die er nog niet".

    Ben benieuwd hoe het verder gaat na dit veelbelovende begin!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Erg, hè? Ik heb hetzelfde. Ik schrik al als ik mensen elkaar zie omhelzen op televisie. Als ik dan vervolgens ontdek dat het programma in 2019 is gemaakt ben ik weer gerust.

      Verwijderen
    2. Ja, dat heb ik ook! "Pas op, dat is geen anderhalve meter!"

      Verwijderen