dinsdag 17 februari 2009

Slap en flauw

Ed Park,
Personal Days (VS 2008)
Roman, 241 pp.
Niet in het Nederlands vertaald


Ik was een tikje verbijsterd toen ik dit boek begon te lezen en merkte dat ik terecht was gekomen in een matige kloon van Then We Came to the End, het opvallende en uitstekende debuut van Joshua Ferris. Dezelfde soort kantoorhumor, dezelfde ietwat vervreemdende sfeer, dezelfde dreiging van willekeurige ontslagen - de eerste hoofdstukken worden zelfs verteld in de eerste persoon meervoud. Het grote verschil is dat Ferris veel interessanter, veel origineler en veel beter schrijft. Ik was het hele boek door bezig om vergelijkingen te trekken met Then We Came to the End. Zoiets leest niet fijn en het wordt wel erg lastig om het boek op zijn eigen merites te beoordelen. Of eigenlijk onmogelijk. Ik ga het toch proberen.

Het boek bestaat uit drie onderdelen: deel 1 (getiteld "can't undo") is de kloon, bestaande uit korte kantoorvignetjes verteld in de eerste persoon meervoud. We krijgen een vaag beeld van een kantoor in Manhattan waarvan nooit duidelijk wordt wat voor bedrijf het is, bevolkt door mensen die moeilijk uit elkaar te houden zijn. Deel 2 ("replace all") is eigenlijk hetzelfde met als enige verschil dat het plotseling in de derde persoon meervoud is geschreven en dat elke alinea kennelijk door Word van automatische nummering op meerdere niveaus is voorzien - in de trant van II (A) iii (b). Grapje van de schrijver. Veel ontwikkeling is er niet, behalve dat er steeds meer mensen willekeurig ontslagen worden en dat het bedrijf wordt overgenomen door the Californians. Deel 3 ("revert to saved") is een email in de eerste persoon enkelvoud van een in de lift opgesloten werknemer, waarin we er achter komen wie en wat achter de ontslagen zitten.

Dat de kantoorwerkers moeilijk uit elkaar te houden zijn, is kennelijk opzettelijk ("You're all sort of interchangeable" wordt er een paar keer gezegd, duidelijk makend dat ze worden gezien als inwisselbare loonslaven), maar het is funest voor enige meeleven van de kant van de lezer. Het grapje met de automatische nummering is flauw, net als de andere uitgemolken computer-mopjes. Wel aardig is het notitieboek van een ontslagen werkneemster, dat vol gepend is met cliché-citaten uit management-zelfhulp-boeken. Eerst denken de achtergeblevenen dat de citaten authentiek zijn, totdat blijkt dat de boeken en de schrijvers niet bestaan en het schrift een soort postmodern meesterwerk wordt. Ook best aardig is het verhaal van de vader van Jonah, die - om het hoofd boven water te houden - overdag leraar Frans op een sjieke school is en 's avonds waardeloze sportschoenenverkoper, maar eigenlijk een boek over een kennis van Baudelaire wil schrijven.

Helaas is de ontknoping van het hele verhaal weer zo weinig overtuigend en flauw, dat ik het boek aan het eind teleurgesteld dichtklapte. Conclusie: een slap aftreksel van Then We Came to the End, dat best leuk wegleest, maar verder nauwelijks weet te boeien en weinig om de hakken heeft.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten