zondag 26 februari 2012

De schemering van de klassieke oudheid

Gillian Clark
Late Antiquity: A Very Short Introduction (GB 2011)
Geschiedenis, 124 pp.



Er wordt al eeuwenlang gespeculeerd over de redenen waarom het Romeinse Rijk ten onder ging: kwam het door de invallen van onze 'eigen' barbaarse voorouders, door het decadente goede leven, door loodvergiftiging uit loden waterleidingen, misoogsten als gevolg van natuurrampen, of nog iets anders? Dit boek gaat niet echt over dat onderwerp, maar beschrijft wel de wereld van de late klassieke oudheid, dat wil zeggen de wereld die verdween en geleidelijk werd vervangen door een heel andere, waarin het zwaartepunt van de macht naar het noorden verschoof en heidense goden plaats moesten maken voor het Christendom.

Wat was dat voor wereld, die van het late Romeinse Rijk? Volgens Gillian Clark was het er een waar de macht in de eerste plaats bij het leger lag (het was niet voor niks dat de latere Romeinse keizers bijna allen uit het leger voortkwamen) en in de tweede plaats bij een enorme bureaucratie. Soldaten en ambtenaren maakten de dienst uit. Het leger was zo belangrijk geworden vanwege de voortdurend nijpende noodzaak om de grenzen tegen de invallen van Gothen en Vandalen en Angelen en Saksen en andere Germaanse stammen te verdedigen. Soms werden die stammen binnengehaald, kregen ze een gebied toegewezen dat vervolgens als buffer ging fungeren, en namen de mannen dienst in het Romeinse leger. Maar andere stammen bleven vijandig en vielen meerdere malen met groot succes het rijk binnen. Lombardije heeft bijvoorbeeld zijn naam te danken aan de Germaanse Longobarden, die een koninkrijk vestigden in Noord-Italië en Frankrijk is genoemd naar het stammenverband uit de zuidelijke Nederlanden en Duitsland dat zo succesvol was in het Romeinse Gallië.

De keizers vochten een steeds zwaardere strijd om het veel te grote rijk bij elkaar te houden. Waarschijnlijk was die strijd één van de motieven van keizer Constantijn om in de vroege vierde eeuw het Christendom te omarmen: de Christenen waren plaatselijk uitstekend georganiseerd en Constantijn kon hun bisschoppen goed gebruiken als medestanders in zijn pogingen om toch nog een zekere cohesie te bewaren.

De laat-Romeinse maatschappij was opvallend rigide: wie bijvoorbeeld geboren werd als bakkerszoon moest óók bakker worden en een bakkersdochter trouwen, want anders waren er binnen de kortste keren geen brood en spelen meer. Acteurs mochten niets anders doen dan acteren en werden bovendien met de nek aangekeken door de betere standen. Reders waren van generatie op generatie verplicht om graantransporten uit te voeren. Rang was uitermate belangrijk, iets waar krampachtig aan vast gehouden werd. De laat-Romeinse maatschappij doet daarmee enigszins denken aan het kastenstelsel van India, maar vertoonde in de praktijk toch wel aanzienlijk meer ruimte voor sociale mobiliteit.

De meeste veranderingen bracht de invoering van het Christendom te weeg. De bisschoppen werden leiders binnen de gemeenschap, die vanaf de zesde eeuw krachtens wet de volledige liefdadigheidsindustrie in handen hadden. Dit schiep verplichtingen jegens de armen, maar het gaf ook macht en aanzien . Eveneens nieuw was het hameren van de keizer op orthodoxie binnen het geloof, wat waarschijnlijk mede had te maken met de belastingvrijheid die de christelijk kerk genoot, zodat het niet de bedoeling was dat elk clubje zich zomaar kerk kon noemen om belasting te gaan. Ronduit revolutionair, en één van de belangrijkste aspecten van het latere (middeleeuwse) maatschappelijke leven, was het verschijnsel van de kloosters: mannen en vrouwen die zich uit het publieke leven terugtrokken (of onttrokken, zoals het door velen werd gezien) om zich te wijden aan contemplatie. In de klassieke oudheid was de familie het belangrijkste in het leven,  hét instituut waar alles geacht werd om te draaien; zich van die familie afkeren en vrijwillig afzien van nageslacht was daarom een wel heel  radicaal nieuwe ontwikkeling.

Overgansperiodes, zoals die waarin de laat-klassieke oudheid overgaat in de middeleeuwen, behoren tot de meest fascinerende in de geschiedenis, wat mij betreft. Ik heb dan ook al meerdere boeken over dit tijdperk gelezen. Het hier besproken boekje van Gillian Clark is een degelijke inleiding met redelijk veel informatie in kort bestek, maar ook niet meer dan dat. Wie echt geïnteresseerd is in de eeuwen waarin de klassieke oudheid afstierf en op het punt stond om over te gaan in de middeleeuwen raad ik eerder het prachtig geschreven en verbeeldingsvolle The World of Late Antiquity van Peter Brown of het inspirerende en enigszins provocerende The Closing of the Western Mind van Charles Freeman aan. Er is op zich niks mis met het boek van Clark, maar naast deze twee steekt het wel erg bleekjes af.

PS Aarzel om niet om je eigen commentaar toe te voegen. Ik stel het zeer op prijs als mensen de moeite nemen om reacties of aanvullingen te plaatsen!

4 opmerkingen:

  1. Ja, fascinerende tijd inderdaad. Ook in de kunstgeschiedenis!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Aha  ...welk een pakkende analyse  weer !. Overigens ... er zijn tal van podcasts te vinden die handelen over de neergang  van het Romeinse rijk ook en vooral in Engeland . Kijk eens op iTunes U

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hella, daar zit ik niet zo goed in, de kunst uit die tijd. Maar ik ben van plan om me daar nog eens goed in te verdiepen, zodra ik met pensioen ben (ooit).

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Dank, Leon. Ik heb toevallig nog een boek over de ondergang van het Romeinse Rijk in Engeland op mijn verlanglijstje staan, want dat is inderdaad een heel apart verhaal. Podcasts zijn niet mijn ding, zoals je weet, maar er zijn hier vast andere lezers die daar wel in geïnteresseerd zijn.

    BeantwoordenVerwijderen